CPO Les Mouleurs
- ontwerp - realisatie 2014 - 2021
- stedenbouw Palmbout Urban Landscapes
- opdrachtgever CPO Les Mouleurs
- aannemer Laudy Bouw
- locatie Maastricht
De naam ‘Les Mouleurs’ van het Collectief van Particuliere Opdrachtgevers is boven de hoofdentree in steen gebeiteld. Vernoemd naar de mallenmakers uit de vroegere porseleinfabriek die op deze locatie stond. Maar het staat ook symbool voor de wijze waarop het gebouw tot stand is gekomen.
Eind 2014 kregen we van de Stichting ‘Betrokken Wonen’ de opdracht om een ontwerp te maken voor hun CPO initiatief. Zij hadden met steun van de Gemeente Maastricht een optie gekregen op een fraai stuk grond binnen de voormalige fabrieksterreinen Van Sphinx Porselein. Achter de hoge historische fabrieksmuren, die als een ceintuur een groot braakliggend terrein omzoomden.
Sphinx-Zuid is een onderdeel van het Belvedère plan, een grote stadsontwikkeling aan de noordzijde van Maastricht waar een onbekend stuk landschap opnieuw gebonden wordt aan de stad. Het door Palmbout Urban Landscapes zeer zorgvuldig ontworpen masterplan was op losse schroeven komen te staan door de kredietcrisis. Dit gepaard aan doemscenario’s van sterke regionale krimp brachten de ambitieuze ontwikkelingen in 2009 tot stilstand. Naar aanleiding van de eerste plannen van Les Mouleurs werden we gevraagd om de stedenbouwkundige opzet van Sphinx Zuid te herzien. Samen met de gemeente Maastricht en Palmbout besloten we het Masterplan niet helemaal te verlaten, maar een update te geven binnen de eigen uitgangspunten.
Het hoofdgebouw van Les Mouleurs pakt de oude fabrieksmuur van Sphinx-Zuid op en omsluit met een L-vormige volume een binnentuin. Een dichtgemetselde oude poort drukt zich af in de nieuwe kopgevel, die hier een uitroepteken op de oude muur plaatst. Achter de muur staat een tuinhuis dat terugkijkt naar de stad. De oostgevel begeleidt de nieuwe straat die toegang biedt tot het Sphinx kwartier. Het nieuwe gevelbeeld combineert een strakke regelmatige verticale geleding met verschillen in de raamindelingen. Het begint met een geribbelde plint die allitereert met de penaten van de oude muur rond de tegenoverliggende kapel. Dan komt er een middenstuk van drie verdiepingen afgedekt met een kroonlijst, die de gemiddelde hoogte van de historische omgeving oppakt. Daarbovenop een reeks dubbelhoge ramen die als een hoge attica een opmaat geeft naar de hogere nieuwe blokken van de ontwikkeling op Sphinx Zuid. Deze formele middelen worden ingezet om het nieuwe aan de bestaande, deels monumentale omgeving, te verankeren.
Bij de noordgevel, die in een smallere straat ligt, speelt die noodzaak tot formele representatie niet. We zullen deze gevel nooit als één geheel frontaal waar kunnen nemen. De strenge orde van de raamposities waarmee we gestart waren, mocht hier helemaal vervagen als gevolg van veranderingen van binnenuit. Het basisschema schemert er hooguit nog doorheen. Zo vergaat het ook de gevels aan de binnentuin waar de vele loggiawensen hun eigen maat gingen slaan en aan de tuinkant meer compositorische vrijheid genomen kon worden. Het tuinhuis toornt daarentegen weer formeler boven de muur uit en contrasteert.
De dualiteit tussen het hoofdvolume en het tuinhuis komt ook in de materiaalkeuze tot uitdrukking. Het witte beton staat tegenover de donkere baksteen die afkomstig lijkt uit de oude fabrieksgebouwen. Samen met de Franse kalkstenen gevelonderdelen, die lijken op de mergelstenen van de Andrieskapel, wordt hier de ‘couleur locale’ van de geschiedenis opgenomen. Het is duidelijk een nieuwe toevoeging aan het stadsbeeld, waarbij het lijkt alsof die er altijd al geweest is. Geen letterlijke overname van vormen uit het verleden maar wel een verwijzing daarnaar.
De eerste gesprekken met het stichtingsbestuur van Betrokken Wonen gingen over gezamenlijkheid versus gemeenschappelijkheid en hoe dit in een gebouwvorm tot uitdrukking zou kunnen komen, alsmede over het invullen van hun duurzame ambities. In samenspraak werd een basisconcept ontworpen. Hiermee konden vervolgens geïnteresseerden worden geworven. In deze fase werden belangrijke basisuitgangspunten vastgesteld: Brede ondiepe appartementen waar van beide zijden veel licht kan toetreden en met uitzicht naar twee kanten. Appartementen van verschillende grootte en met flexibele indelingsmogelijkheden. Portiekontsluitingen en beslist geen galerijen voor maximale privacy. Inpandige ruime loggia’s in plaats van uithangende balkons om de plaatsing van de buitenruimte los te koppelen van de architectonische totaalcompositie.
Er werd ook bewust gekozen om geen gemeenschappelijke ontmoetingsruimte te realiseren, de opzet van het complex maakt dat de binnentuin de plek van samenkomst zal worden.
Uitgangspunt was ook een sterke integratie van het gebouw met de duurzame gebouwtechniek: Een slim dak waarin warmtewisseling, ventilatie en pv-panelen geïntegreerd zijn; een goed geïsoleerde schil met baksteen van een lokale steenfabriek; veel hoogwaardig glas met zonwering in het glas en voor het raam voor maximale daglichttoetreding, uitzicht en beperking van de koellast. De energievoorziening wordt gekoppeld aan de nabij gelegen papierfabriek voor verwarming en koeling van het gebouw.
Het eerste schetsplan combineerde een flexibele invulling van verschillende woninggroottes en indelingen naar keuze. Een open structuur die niet gehinderd wordt door constructieve elementen doordat de vloeren van gevel tot gevel overspannen. Een strook die verkaveld kon worden in kleinere moten, overeenkomend met een bouwstramien van 3.6m breed, in dit geval corresponderend met de gevelindeling met grote ramen. De opzet verwijst naar het idee van de ‘loft’. Enkel de plaats van gebundelde leidingkokers moest op strategische plaatsen gefixeerd worden, als gevolg van de logica van de techniek.
Al snel melden zich vele gegadigden waaruit, met enige mutaties tussendoor, een vaste groep van 20 eigenaren zich verenigde. De eerste principiële keuze was: Wat wordt onze plek in dit complex?
De perspectieftekening, die we eigenlijk gemaakt hadden om een eerste architectonisch beeld op te roepen, laat een drietal verschillende vormen van stedelijk wonen zien: Contact met de historische straat en de monumentale omgeving op de lagere verdiepingen; Uitzicht over het silhouet van de binnenstad op de bovenste verdiepingen; Wonen in het ‘tuinhuis’ achter de oude fabrieksmuur in het groen.
Op een wonderlijke wijze wisten allen moeiteloos hun favoriete kavel, hun deel in het geheel, te vinden. Vanuit heel persoonlijke motieven. Zelfs toen de keuzemogelijkheden kleiner werden vonden de laatst overgebleven puzzelstukjes een passende eigenaar.
In het begin van het participatieproces hadden we enkele eenvoudige spelregels geformuleerd, die zich uitdrukten in een strenge basisritmiek voor de gevel. Deze had tot dan toe een regelmatige compositie gehad. Maar nu begon het binnenwerk zich steeds sterker door te drukken naar de buitengevel. We ontkwamen er niet aan om het thema van regelmaat en afwijking, van ordening en toevalligheid in de gevel toe te laten. Iedere verschuiving of afwijking heeft immers een persoonlijke reden. De ontwerper is niet langer de enige die het verschijningsbeeld bepaald, maar het stadsbeeld stelt wel eisen aan totaalbeeld.
We leerden dat de positie van de loggia zeer bepalend is voor de ruimtelijke identiteit van een appartement. De extra verdiepingshoogte en de vloeropbouw maakten het mogelijk om de afmetingen en de positie daarvan zelf te bepalen. Er werd dan ook lustig mee heen en weer geschoven. Grote ramen tot op de vloer aan beide gevels waren weliswaar een basisuitgangspunt, maar ook dit principe werd steeds weer opnieuw ondervraagd. Waar kan ik mijn grote boekenkast plaatsen of mijn geliefd schilderij ophangen? Mogen er borstweringen onder de ramen komen om daar mijn verzameling uit te stallen? Kan de sanitaire ruimte op de plaats waar nu dat raam zit? Ik wil gewoon minder ramen en meer beslotenheid! Ieder had eigen beweegredenen om zijn, haar of hun thuis zus of zo te maken. Onverwachte hobby’s, verzamelingen, erfstukken, woonervaringen of familiegeschiedenissen vroegen om bijzondere antwoorden op onvoorspelbare vragen.
Bij veel seriematige woningbouwprojecten blijft de toekomstige koper anoniem. Het woonprogramma is doorgaans neutraal geformuleerd als een schoen die eenieder past, maar niemand echt staat. Het is voor ons dan ook een waardevolle ervaring dat we in plaats van met de bouwnummers uit de seriematige woningbouw deze appartementen bij de naam van de bewoners gingen noemen. Ieder appartement kreeg een eigen karakter, passend bij haar bewoner(s).
Data:
duurzaamheid: o.a. hoogwaardige schil met zonwerend glas, pv-dak, aansluiting op restwarmte sappi-fabriek
genomineerd voor het woongebouw van het jaar 2020: architectenweb